stolp
- stolp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stolp | stolpen |
verkleinwoord | stolpje | stolpjes |
- glazen klok die over iets wordt heen gezet
- glazen deksel in een fles met wijde hals
- stolpboerderij
- stolpbeschoeiing, stolpboerderij, stolpdeur, stolpen, stolpfles, stolphoeve, stolpkraag, stolpnaad, stolpplooi, stolpraam
vervoeging van |
---|
stolpen |
stolp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stolpen
- Ik stolp.
- gebiedende wijs van stolpen
- Stolp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stolpen
- Stolp je?
- Het woord stolp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stolp" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stolp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stolp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be