Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • kaas·stolp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaasstolp kaasstolpen
verkleinwoord kaasstolpje kaasstolpjes

Zelfstandig naamwoord

de kaasstolpv / m

  1. (huishouden) klokvormig glas op een schaal, om kaas onder te bewaren
  2. (figuurlijk) een omgeving die op zichzelf is gericht en moeilijk bereikbaar is voor de buitenwereld, een bubbel
    • Als politicus poogde ik altijd om mezelf niet te beperken tot de Haagse kaasstolp. 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen