stiefpapa
- stief·pa·pa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stiefpapa | stiefpapa's |
verkleinwoord | - | - |
de stiefpapa m
- (familie) (informeel) man van je moeder nadat de relatie met je vader is geëindigd
- ▸ Zijn protagoniste is opportunistisch, gewetenloos, haar moeder harteloos en egoïstisch, stiefpapa zo’n labbekakkerige kerel die kijkt alsof zijn leven voor hem door anderen geleefd wordt, (…)[1]
- bonusvader
- stiefvader (formeler)
- Het woord stiefpapa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.