Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·breuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stembreuk stembreuken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stembreukv / m

  1. de stemverandering die plaatsvindt bij jongens in de puberteit
    • De allerbesten, onder wie Farinelli, Caffarelli, Salembeni, Appiani en Porporino, waren de supersterren van hun tijd. Onder die top van de piramide bevonden zich duizenden gefnuikte ontmande mannen, die als kind, dus nog voor de stembreuk, met goedvinden van de ouders met een scherp mesje waren bewerkt, in de hoop dat zij zich zouden ontwikkelen tot een vocale krachtpatser. Maar het succes was slechts voor weinigen weggelegd. [2] 
    • Het jongenskoor vormt het hart van de stichting Zeeuwse Koorschool. De koorschool werd in 1954 door Evert Heijblok opgericht. Het koor biedt aan jongens vanaf 5 jaar tot aan de stembreuk (rond 14, 15 jaar) de mogelijkheid zich in zang en muziek te bekwamen. Het koor is op Engelse leest geschoeid. [3] 

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen