Spotprent over geweigerde overheidssteun aan Amsterdam, met een stedenmaagd die vergeefs aanklopt bij de Nederlandse Maagd  .
  • ste·den·maagd
enkelvoud meervoud
naamwoord stedenmaagd stedenmaagden
verkleinwoord - -

de stedenmaagdv

  1. verpersoonlijking van een bepaalde stad als een vrouwelijke figuur
     Ook Nederlandse steden kenden in de Renaissance stedenmaagden, verpersoonlijkingen van een stad in de gedaante van een maagd. Een voorbeeld is de stedenmaagd van Amsterdam, die in het verleden met haar verschijning titelpagina's van boeken opluisterde.[2]
     Industrie was er in de vroege negentiende eeuw nog maar weinig. Niet de machine, maar de bijenkorf, engelen met vleugels en de stedenmaagd waren er een symbool voor de economie.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Nicoline van der Sijs
    Etymologica : De herkomst van de haar-ziekte in: Onze Taal., jrg. 72 nr. 10 (oktober 2003), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 269
  3.   Weblink bron
    Susan Legêne
    “De bagage van Blomhoff en Van Breugel. Japan, Java, Tripoli en Suriname in de negentiende-eeuwse Nederlandse cultuur van het imperialisme.” (1998), Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam, ISBN 906832277X, p. 325