starogen
- star·ogen
starogen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
starogen |
staroogde |
gestaroogd |
zwak -d | volledig |
- staren
- (figuurlijk) blindstaren, oogkleppen op hebben
- ▸ Achteruitkijkspiegels zijn zinvol, maar gevaarlijk als ze onze blik bevriezen en ons doen starogen op een fragment van een complexe geschiedenis, die ook nog eens doorloopt.[2]
- Het woord starogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "starogen" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ starogen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron ds. J. Belder“Column (ds. J. Belder): Wie geschiedenis van slavernij in beeld wil brengen, moet diep graven” (28-11-2017), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be