• stand·vo·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord standvogel standvogels
verkleinwoord standvogeltje standvogeltjes

de standvogelm

  1. vogel die gedurende het hele jaar op een bepaalde plaats blijft leven; vogel die in zijn broedgebied blijft
     Anders dan de naam doet vermoeden, zijn ijsvogels slecht bestand tegen koud winterweer. Ze zijn afhankelijk van open water om te vissen, wat in langere vriesperiodes tot problemen leidt. Omdat het standvogels zijn, trekken ze in de winter ook niet naar warmere streken.[1]


  1.   Weblink bron “Zachte winter gunstig voor ijsvogels: hoop op herstel” (21-03-2014), Tubantia