Nederlands

college over het spreekrecht van slachtoffers in de rechtszaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • spreek·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spreekrecht spreekrechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het spreekrechto

  1. het recht dat men heeft om te spreken en gehoord te worden in een bepaalde situatie
    • Ze moet volstrekte rust houden. Om die reden kan ze vanavond geen gebruik maken van het spreekrecht, waar ze tijdens de extra vergadering recht op heeft. De advocaat van Zuil neemt haar honneurs vanavond waar.[1] 
  2. het recht dat een slachtoffer of nabestaande zijn verhaal mag doen tijdens een rechtszaak
    • Vader Martin Huisman van Rowena Rikkers was donderdag bij de zaak aanwezig. Hij had wederom vergeefs gevraagd om spreekrecht. Het gerechtshof kon dat niet toestaan maar liet wel toe dat een brief waarin de vader uitlegt hoe de zaak nog dagelijks zijn leven beheerst aan het dossier wordt toegevoegd.[2] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 17 jan. 2018
  2. de Telegraaf 30 nov. 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be