sporttak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sport·tak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport zn en tak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sporttak | sporttakken |
verkleinwoord | sporttakje | sporttakjes |
Zelfstandig naamwoord
de sporttak m
- deel van een organisatie dat zich richt op vrijetijdsbesteding in de vorm van lichaamsbeweging
- Porsche is de sporttak van het Volkswagenconcern.
- Fiamma is de sporttak van de neofascistische partij. [1]
- (sport) sport of groep van aan elkaar verwante sporten, gezien als deel van het geheel van sporten
- Atletiek is de grootste olympische sporttak zowel qua aantal sporters als qua aantal sportonderdelen.
- Het wielrennen, de populairste sporttak in Vlaanderen, floreert zoals nooit tevoren. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord sporttak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sporttak" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "CONI ontkent betrokkenheid bij schandaal" in: De Volkskrant jrg. 73 nr. 21431 (12-01-1995); p. 17 kol. 5; geraadpleegd 2019-01-18
- ↑ Jacquemyns, H.België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2: Een bezet land. 5e druk (1984) DNB/Uitgeverij Peckmans, Kapellen; ISBN 90 289 9785 7; p. 74; geraadpleegd 2019-01-18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be