Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·re·dac·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportredactie sportredacties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sportredactiev

  1. (media) (sport) groep journalisten die schrijven en publiceren over sporters en sportevenementen
     Michiel Ameloot, die als hoofdredacteur verantwoordelijk is voor de sportredactie van zowel de tv-zender VTM als de krant Het Laatste Nieuws, weet nog goed hoe dat ontstond.[1]
     Jansma begon in 1966 in de sportjournalistiek. Hij schreef voor het AD en Voetbal International, waarna hij overstapte naar radio en tv. Bij de NOS werkte hij voor Studio Sport en werd in 1988 chef van de sportredactie. Ook presenteerde hij Sport op Vrijdag bij de KRO, samen met oud-zwemster Hansje Bunschoten.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Stefan van der Weijde
    “'De nieuwe Merckx' kan belofte inlossen, op de berg waar het voor Dumoulin misging” (10 september 2022, 08:19), NOS
  2.   Weblink bron “Kees Jansma stopt na dit seizoen als presentator van voetbalprogramma's” (16 januari 2019, 17:07), NOS