• sport·lief·heb·ber
enkelvoud meervoud
naamwoord sportliefhebber sportliefhebbers
verkleinwoord sportliefhebbertje sportliefhebbertjes

de sportliefhebberm [1]

  1. (sport) persoon die graag naar sportwedstrijden kijkt
     Scheringa was een groot sportliefhebber en sponsorde al de Alkmaarse voetbalclub AZ.[2]
     O ja, wat ook helpt: hartverwarmende reacties van sportliefhebbers, lezers, volgers op Facebook, eigenlijk van iedereen die van fietsen, leuke plaatjes en wat praatjes kan genieten.[3]
  2. (sport) persoon die graag een sport beoefent
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jessica Merkens
    “Op eigen houtje” (2023), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026360930
  3. Léon de Kort
    “ELke Dag een uur” (2015), Nieuw Amsterdam  , ISBN 9789046820216