sportdag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sport·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportdag | sportdagen |
verkleinwoord | sportdagje | sportdagjes |
Zelfstandig naamwoord
de sportdag m
- Een dag waarop de normale werkzaamheden niet worden verricht maar gesport wordt door personeel of leerlingen vaak ook bedoeld voor het maken van informele contacten.
- Tijdens de sportdag kunnen de leraren vergaderen
Gangbaarheid
- Het woord sportdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sportdag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be