spoorzoeker
- Geluid: spoorzoeker (hulp, bestand)
- spoor·zoe·ker
- Naamwoord van handeling van spoorzoeken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spoorzoeker | spoorzoekers |
verkleinwoord | spoorzoekertje | spoorzoekertjes |
de spoorzoeker m
- iemand die sporen kan lezen en volgen
- Stolwijk toont zich niet alleen een volhardend spoorzoeker, maar ook een kritische luisteraar. Atjehers zijn dol op mythische heldenverhalen, maar de onderzoeker laat zich niet van de wijs brengen. Zo is hij terecht sceptisch over de pretenties en beweegredenen van Hasan di Tiro, de oprichter van de GAM, die in 2008 na een ballingschap van vier decennia terugkeerde naar Atjeh, zich een paleis liet bouwen en in 2010 overleed. [2]
- Het woord spoorzoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spoorzoeker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Dirk Vlasblom 23 september 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be