Nederlands

 
spoorstation
Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor·sta·ti·on
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoorstation spoorstations
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het spoorstationo

  1. (spoorwegen) een plaats waar treinen stoppen en vertrekken en de reizigers kunnen in-, uit- of overstappen en/of goederen kunnen worden verladen
     Om zes uur 's ochtends vertrok zijn rijtuig naar het spoorstation van Jasnaja Poljana, 2 kilometer verderop.[2]
     Als kind woonde Sallo van Gelder drie huizen verwijderd van het Aaltense spoorstation. Het joodse jochie was daar niet weg te slaan. Hij was in de ban van het geluid van de stoomtreinen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron “'De Loer' krijgt vaste plek op Sallo's erf” (05-05-2008), Tubantia