• spoo·fing
enkelvoud meervoud
naamwoord spoofing spoofings
verkleinwoord - -

de spoofingv / m

  1. vorm van bedrog waarbij een oplichter de indruk wekt een vertrouwde organisatie te vertegenwoordigen door valse telefoonnummers of internetadressen te gebruiken
     Een andere methode is spoofing, een term uit de hackwereld die wordt gebruikt voor het aannemen van een valse identiteit.[2]
     Bij spoofing bellen oplichters mensen op met een nagemaakt telefoonnummer, zodat het net lijkt alsof ze medewerkers van de bank zijn.[3]
  1. spoofing op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Rob Schoof
    “Elektronische oorlogvoering aan de frontlijn: als een Oekraïense drone plotseling door een Rus wordt bestuurd” (7 juni 2024) op nrc.nl  
  3. Vincent Sondermeijer
    “Banken gaan soms toch schade van ‘spoofing’ vergoeden” (18 december 2020) op nrc.nl  


spoofing

  1. onvoltooid deelwoord van spoof

spoofing

  1. gerundium van spoof
  2. spoofing