spoeler
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spoe·ler
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van spoelen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spoeler | spoelers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die spoelt
- (textielindustrie) iemand die een garenspoelmachine bedient
- (horeca) iemand die vaat afspoelt
- apparaat waarmee wordt gespoeld
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord spoeler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spoeler" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be