spiritusbrander
  • spi·ri·tus·bran·der
enkelvoud meervoud
naamwoord spiritusbrander spiritusbranders
verkleinwoord spiritusbrandertje spiritusbrandertjes

de spiritusbranderm

  1. (huishouden) verwarmingsapparaat dat spiritus gebruikt als brandstof
     Zelfs de stoom uit de klep van de locomotief steeg met een zangerig gepruttel ten hemel op, als melk die in een kinderkamer op een spiritusbrander aan de kook raakt.[2]
     Via radiospots, advertenties en de website van de Brandwonden Stichting geeft de organisatie veiligheidstips over het gebruik van kaarsen. Naast deze adviezen geeft de stichting ook veiligheidstips over spiritusbranders, oliebollen bakken en vuurwerk.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “December berucht om vallende kaarsen” (7 december 2005), Reformatorisch Dagblad