Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spe·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
speten
speette
gespeet
zwak -t volledig

Werkwoord

speten

  1. overgankelijk aan een spies rijgen
    • De rollade werd gespeet en geroosterd. 
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

de spetenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spit

de spetenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord speet

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen