spell
spell
- onovergankelijk een spelling vormen
- onovergankelijk pauzeren, rusten
- overgankelijk spellen
- overgankelijk ontcijferen
- overgankelijk beheksen, betoveren
- overgankelijk aflossen
- overgankelijk laten rusten
enkelvoud | meervoud |
---|---|
spell | spells |
spell
enkelvoud | meervoud |
---|---|
spell | spells |