Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pau·ze·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pauzeren
pauzeerde
gepauzeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

pauzeren

  1. inergatief een pauze houden
    • Zullen we even pauzeren? 
  2. inergatief even stoppen met een bezigheid
    • Hij pauzeert om zijn antwoord zorgvuldig te formuleren. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be