spanjolet
- span·jo·let
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draairoede aan deuren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1877 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spanjolet | spanjoletten |
verkleinwoord | - | - |
- (bouwkunde) een sluiting met roeden waarmee dubbele deuren en ramen van binnenuit kunnen worden vergrendeld
- Het woord spanjolet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spanjolet" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "spanjolet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ spanjolet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be