Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaar·cent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spaarcent spaarcenten
verkleinwoord spaarcentje spaarcentjes

Zelfstandig naamwoord

de spaarcentm

  1. gespaard geld
    • In 1981 stormde de autodidactische filmmaker Theo van Gogh het nogal ingeslapen Nederlandse filmwereldje binnen met Luger, een van spaarcenten aan elkaar hangende film die volgens de kritieken getuigde van éen heftig filminstinct'.[2] 
    • Met spaarcenten gekocht, met liefde gelezen - not a good copy, zou in een veilingcatalogus staan, juist omdat het mijn leven op dat moment veranderde en ik het stuklas - en nu doe ik het weg, want ik ga het nooit meer lezen, nooit meer bekijken.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen