soloshow
- so·lo·show
- samenstelling van solo en show
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soloshow | soloshows |
verkleinwoord | soloshowtje | soloshowtjes |
de soloshow m
- een (cabaret)voorstelling door één persoon gegeven
- Toon Hermans was bekend om zijn soloshows maar hij noemde ze onemanshows
- Het woord 'soloshow' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.