snelstromend
  • snel·stro·mend
stellend
onverbogen snelstromend
verbogen snelstromende
partitief snelstromends

snelstromend [1]

  1. van een beek of rivier dat het water snel beweegt
     Ik sta daar op een rots midden in snelstromend water, en terecht of niet, ik voelde me op die leeftijd ook echt door alle wateren gewassen.[2]
     In Noorwegen wordt met man en macht gezocht naar een Nederlandse jongen. Hij viel donderdagmiddag in een snelstromend riviertje in het zuidwesten van het land en is sindsdien spoorloos. Reddingswerkers vonden alleen zijn trui en vrezen het ergste, meldden Noorse media vrijdagochtend.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “Nederlandse jongen vermist in Noorwegen na val in rivier” (16-08-2013), Tubantia