snelheidsbeperking

  • snel·heids·be·per·king
enkelvoud meervoud
naamwoord snelheidsbeperking snelheidsbeperkingen
verkleinwoord

de snelheidsbeperkingv

  1. (verkeer) hoogste toegestane snelheid voor motorvoertuigen op een bepaalde rijbaan of type weg
    • Die problemen waren prompt de items van de tegenpartij, de CDU: wég met snelheidsbeperking en busbaan op de Kurfürstendamm, geen stemrecht voor buitenlanders (liever wég met hen), meer politie, (…) [2]
  2. (verkeer) hoogste toegestane snelheid voor een bepaald type voertuigen
    • Voor de snelheidsbeperking is geen enkele wettelijke basis. Scootmobielen mogen 17 kilometer per uur rijden. [3]
  3. het stellen van grenzen aan de vaart waarmee iets of iemand zich verplaatst
    • Er komt geen snelheidsbeperking voor schepen op de Westerschelde. [4]