sneeuwtop
  • sneeuw·top
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwtop sneeuwtoppen
verkleinwoord sneeuwtopje sneeuwtopjes

de sneeuwtopm [1]

  1. met sneeuw bedekte bergtop
     Sinds Hat Creek Rim had ik hem in de verte zien liggen, maar nu zou ik eindelijk vlak langs de ruim 4200 meter hoge sneeuwtop komen.[2]
     In de verte kon ze het golvende Qilian Shangebergte zien, met hier en daar een sneeuwtop, wat het een zilverachtige glans gaf.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Cheryl Strayed
    “Wild : over jezelf verliezen, terugvinden & 1700 kilometer hiken” (2012), Sijthoff, ISBN 9789021803555
  3. Liu Cixin
    “Het einde van de dood” (2021), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645835