Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smok·kel·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord smokkelgeld smokkelgelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het smokkelgeldo

  1. (financieel), (misdaad) geld dat men illegaal de grens over brengt
     Nieuwe socialistische wetten gaven deze instanties het recht om ook als de buitenlandreizigers onberispelijke staatsburgers waren naar smokkelgeld te zoeken.[1]
     Ook financieel komt de terreurorganisatie er steeds slechter voor te staan. De inkomsten uit olie lopen terug door bombardementen op de voorraden en op olietankers. Om het smokkelgeld van de olie wit te wassen, hebben de strijders toegang nodig tot het internationale bankensysteem en dat krijgen ze niet.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Weblink bron “'IS zit nu in de verdedigende hoek'” (Dinsdag 29 december 2015), NOS