• små·by
  • Samenstelling van de Deense woorden små en by.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   småby     småbyen     småbyer     småbyerne  
genitief   småbys     småbyens     småbyers     småbyernes  

småby g

  1. een kleine stad
    «Flere småbyer har industri baseret på lokale råstoffer fra land- og skovbrug.»
    Verschillende kleine steden hebben industrie op basis van lokale grondstoffen uit de landbouw en bosbouw.


  • små·by
  • Samenstelling van de Noorse woorden små en by.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   småby     småbyen     småbyer     småbyene  
genitief   småbys     småbyens     småbyers     småbyenes  

småby m

  1. een kleine stad
    «Småby begravd under tre meter snø.»
    Kleine stad bedolven onder drie meter sneeuw.


  • små·by
  • Samenstelling van de Nynorske woorden små en by.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   småby     småbyen     småbyar     småbyane  

småby m

  1. een kleine stad