slodderen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slod·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
slodderen |
slodderde |
geslodderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
slodderen [2]
- onovergankelijk te ruim zitten, lubberen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord slodderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slodderen" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ slodderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be