Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slod·der·de

Werkwoord

vervoeging van
slodderen

slodderde

  1. enkelvoud verleden tijd van slodderen
    • Ik slodderde. 
    • Jij slodderde. 
    • Hij, zij, het slodderde. 

Gangbaarheid