lubberen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lub·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lubberen |
lubberde |
gelubberd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
lubberen [3]
- onovergankelijk te ruim zitten
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord lubberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lubberen" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "lubberen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lubberen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be