slijmvisachtigen
- (IPA in voorbereiding)
- slijm·vis·ach·ti·gen
- slijmvisachtig bn met de uitgang -en
- slijmvisachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slijmvisachtigen | |
verkleinwoord |
de slijmvisachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord slijmvisachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een onderorde Blennioidei van in totaal zes families van baarsachtige vissen
- [2] baarsachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- [2] naakte slijmvissen
- [2] beschubde slijmvissen, drievinslijmvissen, slijmvissen, snoekslijmvissen, zandsterrenkijkers
- Het woord 'slijmvisachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.