slier
- slier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slier | slieren |
verkleinwoord | sliertje | sliertjes |
de slier m
- lang, dun, draadachtig materiaal
vervoeging van |
---|
slieren |
slier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slieren
- Ik slier.
- gebiedende wijs van slieren
- Slier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slieren
- Slier je?
- Het woord slier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slier" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be