Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] sliert·je
  • [2] slier·tje

Zelfstandig naamwoord

het sliertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sliert
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord slier