sletig
- sle·tig
- naamwoord van handeling van slijten met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sletig | sletiger | sletigst |
verbogen | sletige | sletigere | sletigste |
partitief | sletigs | sletigers | - |
sletig
- slijtage veroorzakend
- ▸ Het klikte zelfs. We pendelden ook samen. In zijn auto had hij een oude schoen liggen, om te rijden. Want gas geven, zei hij, dat is zeer sletig voor de hielen. Jan Becaus ten voeten uit.[1]
- Het woord sletig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sletig" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Niets is wat het lijkt, zelfs Jan Becaus niet” (31 juli 2013), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be