slagel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sla·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slagel | slagels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de slagel m
- (gereedschap), (verouderd) grote houten hamer
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'slagel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron I.M. Calisch, N.S. Calisch“Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal”, beschouwd als 1e druk van Van Dale (1864), H.C.A. Campagne, Tiel, p. 1205