Nederlands

 
1. Een slagel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • sla·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slagel slagels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de slagelm

  1. (gereedschap), (verouderd) grote houten hamer
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    I.M. Calisch, N.S. Calisch
    “Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal”, beschouwd als 1e druk van Van Dale (1864), H.C.A. Campagne, Tiel, p. 1205