slaaprok
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slaap·rok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slaaprok | slaaprokken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- nachthemd dat men aantrekt voor het slapen gaan
- informele kleding die men alleen in de huiselijke kring draagt
Synoniemen
- [1] slaaphemd, slaapjak
- [2] kamerjapon, sjamberloek, kamerjas
Gangbaarheid
- Het woord 'slaaprok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.