• slå fejl
  • Samenstelling van het Deense werkwoord slå en het Deense bijwoord fejl
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slå fejl
slår fejl
slog fejl
slået fejl
volledig

slå fejl

  1. mislopen, mislukken, misslaan
  2. falen, niet passen
  • slå fejl (gebiedende wijs)
  • slående fejl (onvoltooid deelwoord)
  • slås fejl (lijdende vorm)