• skrek·ke·lig
  • Afkomstig van het Duitse bijvoeglijke naamwoord schrecklich
  • Noors bijvoeglijk naamwoord met het achtervoegsel -lig
Naar frequentie 5957
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud skrekkelig mer skrekkelig mest skrekkelig
o enkelvoud skrekkelig
meervoud skrekkelige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
skrekkelige mer skrekkelig mest skrekkelige

skrekkelig

  1. afschuwelijk, verschrikkelijk, vreselijk

skrekkelig

  1. afschuwelijk, verschrikkelijk, vreselijk