• si·sy·fus·ar·beid
  • eponiem, samenstelling van  Sisyfus en  en  arbeid zn , naar de mythische koning Sisyfus   van Korinthe die als straf voor eeuwig een rotsblok een helling op moest duwen, dat bijna bovenaan telkens weer omlaag rolde; in de betekenis van ‘nutteloos werk zonder einde’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sisyfusarbeid -
verkleinwoord - -

de sisyfusarbeidm

  1. zware nutteloze arbeid
     Na twee uur hard werken is de grootste berg afval verdwenen. Het paradijs keert langzaam terug – voor een paar uur. Want de golven van de Caraïbische Zee leveren binnen afzienbare tijd nieuwe troep op. Opruimen blijkt sisyfusarbeid. Heeft het dan wel zin om al de troep überhaupt op te halen?[3]
38 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[4]