signe m

  1. teken, voorteken
  2. (van de gebarentaal) gebaar, gesticulatie
  3. litteken
  4. (religie) een door Jezus verricht wonder
  5. (astrologie) (astronomie) sterrenbeeld
vervoeging van
signer

signe

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van signer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van signer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van signer


vervoeging van
signar

signe

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signar
vervoeging van
signarse

signe

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signarse