signe
signe m
- teken, voorteken
- (van de gebarentaal) gebaar, gesticulatie
- litteken
- (religie) een door Jezus verricht wonder
- (astrologie) (astronomie) sterrenbeeld
vervoeging van |
---|
signer |
signe
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van signer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van signer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van signer
- ↑ signe (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .
vervoeging van |
---|
signar |
signe
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van signar
vervoeging van |
---|
signarse |
signe