sigarettenkoker
- si·ga·ret·ten·ko·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sigarettenkoker | sigarettenkokers |
verkleinwoord |
de sigarettenkoker m
- platte (metalen) opbergdoos voor sigaretten
- ▸ Om dit te verbergen haalde hij zijn pas gekochte sigarettenkoker met een nieuw soort sluiting tevoorschijn, snoof de geur van het leer op en nam een sigaret.[2]
- ▸ Actrice en zangeres Simone Kleinsma heeft uit handen van Joop van den Ende een speciale zilveren sigarettenkoker gekregen. Ze kreeg die voor haar bijzondere verdiensten.[3]
1. platte (metalen) opbergdoos voor sigaretten
- Het woord sigarettenkoker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Simone Kleinsma krijgt zilveren oeuvre-koker” (05-02-2015), NOS