seizoenswerk
- sei·zoens·werk
- samenstelling van seizoen en werk met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | seizoenswerk | |
verkleinwoord |
het seizoenswerk o
- arbeid die alleen in een deel van het jaar moet of kan worden gedaan
- Met de sociale partners heeft de regering een aantal gerichte maatregelen afgesproken. Zo worden de regels voor seizoenswerk versoepeld en krijgen werkloze 50-plussers intensievere ondersteuning bij het vinden van werk. [1]
- ▸ Thru-hikers leven in de maatschappij – off-trail – vaak op een strak budget, verdienen geld met seizoenswerk of worden zelfstandig ondernemer.[2]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Troonrede 2016
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- Het woord seizoenswerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.