1. Twee roeiers scullen in een dubbel-twee.
  • scul·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
scullen
(sculde)*
(gesculd)*
zwak -d

onvolledig

volledig

scullen

  1. (sport) roeien in een boot waarbij iedere roeier met twee riemen roeit (één links en één rechts)
    • En zo werden de beste roeiers uit het scullen (met twee riemen) – de dubbel twee en de dubbel vier – ingezet om het boordroeien te versterken. [1]
    • Bij de Zwitsers zien we, naast de veteranen Rükstühl en Isler, de vier van slag Rentsch die in Kopenhagen een vijfde plaats bereikte, en dit weekeinde in het ongestuurde nummer uitkomt. Overigens zonder Burgin die dit jaar weer is gaan scullen. [2]
  • Verbogen vormen van dit werkwoord zijn net als bij veel andere werkwoorden die een sport aanduiden niet gangbaar. De hier weergegeven verbogen vormen volgen spellingregel 12.E.
10 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[3]