Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schul·den·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schuldenloos schuldenlozer schuldenloost
verbogen schuldenloze schuldenlozere schuldenlooste
partitief schuldenloos schuldenlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

  1. schuldenloos
  2. verouderde spelling of vorm van schuldeloos tot 2006
    • Dat was namelijk nog in de tijd, dat een student wel een jaartje langer over zijn studie mocht doen en zo in staat werd gesteld door middel van een bijbaantje schuldenloos zijn studie af te ronden. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen