schuitbekreiger
- (IPA in voorbereiding)
- schuit·bek·rei·ger
- samenstelling van schuitbek zn en reiger zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schuitbekreiger | schuitbekreigers |
verkleinwoord | schuitbekreigertje | schuitbekreigertjes |
de schuitbekreiger m
- (roeipotigen) Cochlearius cochlearius Een van de eigenaardigste reigersoorten. De vogel wordt ook weleens "Lepelbekreiger" genoemd
- Het woord 'schuitbekreiger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.