• schrok·ken op
vervoeging van
opschrikken

schrokken (…) op

  1. meervoud verleden tijd van opschrikken
    • Wij schrokken op. 
    • Jullie schrokken op. 
    • Zij schrokken op. 
vervoeging van
opschrokken

schrokken (…) op

  1. meervoud tegenwoordige tijd van opschrokken