schrapsel
- schrap·sel
- naamwoord van handeling van schrapen met het achtervoegsel -sel[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schrapsel | schrapsels |
verkleinwoord |
het schrapsel o
- wat ontstaat na schaven of schrapen
- ▸ Ook in Nederland valt er over de kaasschaaf nog wel het een en ander te onderwijzen. „Veel mensen weten niet dat dat ding bot wordt. Dat kun je gemakkelijk testen door er, net als bij een schaats, met je nagel overheen te gaan. Blijft er schrapsel aan het mes zitten, dan is de schaaf scherp. Zo niet, dan moet je een nieuwe kopen. Tot ons verdriet gebeurt dat nog te weinig”, grapt hij.[2]
- Het woord schrapsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schrapsel" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Henk de Boer“Beursbezoeker bijt in plastic Boska-kaas” (29-04-2005), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be