schotvaardig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schot·vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schot en vaardig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schotvaardig | schotvaardiger | schotvaardigst |
verbogen | schotvaardige | schotvaardigere | schotvaardigste |
partitief | schotvaardigs | schotvaardigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
schotvaardig
- goed het doel kunnende treffen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord schotvaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.