schorheid
- schor·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schorheid | |
verkleinwoord |
de schorheid v
- het krassende manier waarop iemand praat die schor is
- Charlotte liet zich onlangs onderzoeken door een KNO-arts omdat ze al tijden last had van schorheid. Ze dacht in eerste instantie aan een hevige verkoudheid, maar niets is minder waar. De zangeres heeft twee knobbeltje sop haar stembanden. [2]
- Strijdbaar tot zijn dood. Zelfs tussen de chemokuren door was Hein Verbruggen kortgeleden nog aanspreekbaar over bestuurlijke sportzaken. Vanaf zijn ziekbed in Leuven was hij vanwege schorheid amper te verstaan, maar hij sprak. Omdat Verbruggen vond dat zijn mening gehoord moest worden. Niet omdat hij zichzelf zo belangrijk vond, maar in het belang van de sport. [3]
1.
- Het woord schorheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schorheid" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf KEN KLAVER 24 dec. 2012 Charlotte ten Brink moet stemrust houden
- ↑ de Standaard 14/06/2017 door Henk Stouwdam Tot aan zijn dood zette hij zich in voor de sport
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be